Uitbreiding fiscale eenheid omzetbelasting

Bron: Omzetbelasting

Ondernemers voor de omzetbelasting vormen een fiscale eenheid wanneer zij in voldoende mate financieel, organisatorisch en economisch met elkaar zijn verweven. Voor de heffing van omzetbelasting wordt de fiscale eenheid als één ondernemer aangemerkt. Dat heeft tot gevolg dat over onderlinge leveringen en diensten geen omzetbelasting wordt berekend. Er is sprake van financiële verwevenheid als de meerderheid van de aandelen en de zeggenschap in dezelfde handen is. Organisatorische verwevenheid houdt in dat er een gezamenlijke leiding is. Van verwevenheid in economisch opzicht is sprake als de vennootschappen het zelfde economische doel nastreven of als een van de betrokken vennootschappen activiteiten hoofdzakelijk ten behoeve van een of meer van de andere vennootschappen verricht.

Een uit drie stichtingen bestaande fiscale eenheid voor de omzetbelasting verzocht om uitbreiding van de eenheid met een bv. De bestaande fiscale eenheid verzorgde onderwijs. De ontvangsten van de eenheid bestonden voor 99% uit vergoedingen van de rijksoverheid voor onderwijs en voor 1% uit vrijgestelde huurinkomsten. De bv verrichtte schoonmaakwerkzaamheden voor de scholen. Dat gebeurde via een samenwerking met een ander schoonmaakbedrijf. Dat bedrijf zorgde voor het organiseren van personeel en het toezicht op de werkzaamheden en regelde de administratieve en financiële kant. De Belastingdienst wees het verzoek om uitbreiding van de fiscale eenheid af. Het daartegen gemaakte bezwaar werd door de Belastingdienst niet-ontvankelijk verklaard omdat geen bezwaar open zou staan tegen een afwijzende beschikking.

Volgens de rechtbank is de afwijzing van een verzoek tot wijziging of vorming van een fiscale eenheid een voor bezwaar vatbare beschikking. De Belastingdienst heeft het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. 
Vervolgens oordeelde de rechtbank dat de bestaande fiscale eenheid ondernemer is voor de omzetbelasting, ook al betrof dat slechts 1% van de totale omzet. De rechtbank ging niet in op de vraag of de onderwijsactiviteiten economische prestaties voor de omzetbelasting zijn, omdat dat niet uitmaakte voor de beoordeling van het geschil.

Aan de eis van financiële verwevenheid was voldaan omdat de bestaande fiscale eenheid alle aandelen van de bv en de zeggenschap daarover had. Ook aan de eis van organisatorische verwevenheid was voldaan, omdat sprake was van een gezamenlijke leiding. Het feit dat de dagelijkse leiding over de schoonmaakwerkzaamheden door een andere partij werd uitgevoerd, had niet tot gevolg dat de zeggenschap over de bv was overgedragen. Omdat de bv haar schoonmaakwerkzaamheden uitsluitend ten behoeve van de bestaande fiscale eenheid verrichtte was ook aan de eis van economische verwevenheid voldaan. Daarom kon de bv worden opgenomen in de fiscale eenheid. De rechtbank moest vervolgens de vraag beantwoorden of sprake was van misbruik van recht. Dat is het geval wanneer de fiscale eenheid als wezenlijk doel het verkrijgen van een belastingvoordeel had.

De rechtbank vond aannemelijk dat er andere redenen waren voor de gehanteerde werkwijze. Door deze opzet viel het schoonmaakpersoneel niet onder de onderwijs-cao maar onder de schoonmaak-cao en hoefden de schoonmaakwerkzaamheden niet Europees aanbesteed te worden.