Voorwaarden fiscale eenheid omzetbelasting

Bron: Omzetbelasting

Ondernemers voor de omzetbelasting kunnen een fiscale eenheid vormen als zij in financieel, organisatorisch en economisch opzicht onderling voldoende zijn verweven. Er is sprake van verwevenheid in economisch opzicht als de activiteiten van de ondernemers in hoofdzaak eenzelfde economisch doel dienen. Dat kan zijn het bedienen van een gemeenschappelijke klantenkring of het verrichten van complementaire activiteiten.

In een arrest uit 2013 heeft de Hoge Raad uitleg gegeven over economische verbondenheid in het geval van een houdstermaatschappij die haar 100%-dochtermaatschappijen tegen een vergoeding bestuurt. In dat geval volstaat het dat tussen de dochtervennootschappen niet verwaarloosbare economische betrekkingen bestaan. In die situatie kunnen de vennootschappen in meer of minder belangrijke mate goederen leveren aan of diensten verrichten jegens derden, zonder dat de economische verbondenheid wordt verbroken.

Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden mag uit dit arrest niet worden afgeleid dat het criterium “in hoofdzaak” is vervangen door “niet verwaarloosbaar” voor de beoordeling van de onderlinge economische verwevenheid. Een houdstermaatschappij die beleidsbepalend en sturend is, kan met haar in Nederland gevestigde werkmaatschappijen een fiscale eenheid vormen voor de omzetbelasting. Deze houdstermaatschappij vervult een wezenlijke economische functie binnen het concern en heeft met haar werkmaatschappijen voldoende economische verwevenheid. Door ook aan de economische betrekkingen tussen de werkmaatschappijen de eis te stellen dat ze in hoofdzaak hetzelfde economische doel dienen of in hoofdzaak complementair zijn, zou de vorming van een fiscale eenheid worden beperkt.

Wanneer geen sprake is van een actieve houdstermaatschappij geldt het criterium ‘in hoofdzaak’. Het hof heeft een andersluidende uitspraak van de rechtbank vernietigd op het hoger beroep van de inspecteur. De rechtbank vond voor de vorming van een fiscale eenheid voldoende dat een ondernemer 27% van zijn diensten aan de andere ondernemer verleende. Beide ondernemers hadden geen gemeenschappelijke klantenkring.